Een vastgestelde uitkering bij overlijden van de werknemer of gewezen werknemer voor de echtgenoot, de geregistreerde partner of partner. Voor het partnerpensioen kan gespaard worden of zijn, maar het kan ook op basis van risico zijn verzekerd. Een combinatie van beide in één regeling kan ook voorkomen.
Elke burger krijgt vanaf de pensioenleeftijd een uitkering op grond van de Algemene ouderdomswet (Aow). Een Aow-gerechtigde met een partner jonger dan de pensioenleeftijd die weinig tot geen inkomen heeft, kan in aanmerking komen voor een partnertoeslag Aow boven op de Aow-uitkering (de Aow-uitkering voor een gehuwde is ongeveer 50% van het netto minimumloon). Voor het inkomen van de partner wordt gekeken naar inkomen uit arbeid of inkomen in verband met arbeid (uitkering of vut). Per 1 januari 2015 is de partnertoeslag Aow gestopt, partners die al partnertoeslag kregen zullen die ook na 1 januari 2015 blijven ontvangen.
Verzamelnaam voor periodieke uitkeringen (meestal maandelijks), die het vroegere salaris vervangen in geval van ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid. Het begrip ‘pensioen’ dient te worden gereserveerd voor situaties waarin sprake is van periodieke uitkeringen als bovenbedoeld, die voortvloeien uit de verhouding werkgever/werknemer. Periodieke uitkeringen bij ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid, die hun oorsprong vinden in de sociale zekerheidswetgeving en de in de privésfeer getroffen voorzieningen, vallen niet onder het pensioenbegrip. De opbouw van pensioenaanspraken vloeit voort uit arbeidsvoorwaarden, het is een vorm van beloning; dit kenmerk onderscheidt pensioen duidelijk van lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen.
Onder pensioenaangroei wordt verstaan onmiddellijk aan het kalenderjaar (jaar van berekening van de jaarruimte) voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen aangroei van pensioenaanspraken, vanwege een toeneming van de diensttijd. Zie ook: A-factor.
Lee verderEen recht op toekomstige pensioenuitkeringen. De aanspraak op pensioen wordt onderscheiden van het ingegane pensioen (pensioenrecht).
Document waarin premievrije pensioenaanspraken zijn vastgelegd of waarin een pensioentoezegging is beschreven. Zie ook: startbrief en uniform pensioenoverzicht.
Lees verderPensioenfonds in de vorm van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Meestal voert een pensioen-bv een pensioentoezegging uit, die is gedaan aan een directeur-(groot)aandeelhouder. Deze pensioenfondsen ‘genieten’ fiscaal een andere behandeling dan pensioenfondsen die pensioentoezeggingen aan werknemers uitvoeren. De pensioen-bv kan al dan niet onderworpen zijn aan het toezicht van DNB, afhankelijk van de vraag of zij al dan niet een pensioentoezegging uitvoert op een wijze als voorgeschreven in de Pensioenwet. Hoewel op grond van de Pensioenwet een pensioenfonds de rechtsvorm van een bv mag hebben, komt deze rechtsvorm bij pensioenfondsen die pensioentoezeggingen aan werknemers uitvoeren niet of nauwelijks voor. Vanaf 1 januari 1992 moeten de meeste pensioen-bv’s vennootschapsbelasting betalen. De pensioen-bv heeft hiermee gedeeltelijk zijn aantrekkelijkheid verloren.
Clausule op een polis van een kapitaalverzekering die bepaalt dat te zijner tijd het bereikte kapitaal uitsluitend kan en zal worden aangewend voor de aankoop van pensioen in de zin van de Pensioenwet.
De op 9 december 1997 tussen het kabinet en de STAR (Stichting van de Arbeid) gemaakte afspraak, inhoudende een dringend verzoek aan alle bij collectieve pensioenregelingen betrokken partijen om die regelingen kostenbeheersend te moderniseren. De evaluatie van het convenant heeft uitgewezen dat partijen voldoende gehoor hebben gegeven aan dit verzoek. Niettemin heeft de STAR in dit kader in mei 2001 geactualiseerde aanbevelingen gedaan.
De helft van het te verevenen ouderdomspensioen wordt samen met het partnerpensioen omgezet in een eigen recht op ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenoot of geregistreerde partner.
De leeftijd waarop het ouderdomspensioen feitelijk ingaat.
In 1954 volledig in werking getreden wet, waarin regels zijn opgenomen ter waarborging van pensioenen. De Psw was van toepassing op pensioentoezeggingen die een werkgever – particuliere bedrijven of (semi-)overheid – doet aan personen die zijn verbonden aan zijn onderneming. De Pensioen- en spaarfondsenwet en de Regelen verzekeringsovereenkomsten Psw zijn per 1 januari 2007 vervangen door de Pensioenwet.
Een fonds, waarin voor de veiligstelling van de pensioenaanspraken die voortvloeien uit een pensioenregeling, gelden worden bijeengebracht. Er zijn bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen, beroepspensioenfondsen en pensioenfondsen die individuele toezeggingen veilig stellen. Over het algemeen staan pensioenfondsen onder toezicht van de overheid via DNB, tenzij het pensioenfonds uitsluitend pensioentoezeggingen veilig stelt, die niet onder het overheidstoezicht vallen. Pensioenfondsen kunnen hun verplichtingen geheel of gedeeltelijk herverzekeren. Veelal is de rechtsvorm van pensioenfondsen een stichting, soms ook een bv; in het laatste geval gaat het doorgaans om één of enkele directiepensioenen. Zie ook: pensioen-bv (hierboven).
Term die gebruikt wordt om een pensioentekort te omschrijven. Een pensioengat is het verschil tussen het op enig moment behaalde pensioen en het op dat moment maximaal behaalbare pensioen.
Persoon voor wie op grond van de pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan.
De leeftijd waarop op grond van de Algemene ouderdomswet het recht op Aow-uitkering ontstaat. Voor 1 januari 2013 is dit 65 jaar. Sinds 2013 wordt de Aow-leeftijd stapsgewijs verhoogd. De Aow-leeftijd zal in 2021 verhoogd zijn naar 67 jaar en zal vervolgens stijgen aan de hand van de levensverwachting. Zie ook: pensioendatum (hierboven).
Het deel van het brutojaarsalaris dat meetelt voor de pensioenopbouw. Het pensioenreglement bepaalt welke delen van het salaris meetellen voor de pensioenopbouw en dus pensioengevend zijn. Meestal gaat het om twaalf maanden plus vakantiegeld. Zie: pensioensalaris (hieronder).
Het gedeelte van het loon, dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. Dit is het pensioengevend salaris minus de franchise. Zie ook: franchise.
Lees verderDit is een rekenvoorbeeld van het jaarlijks pensioen dat iemand met het voorbeeldkapitaal kan ontvangen. Daarbij is rekening gehouden met de voorschriften voor gelijke pensioenuitkeringen voor mannen en vrouwen. Deze voorschriften gelden vanaf 1 januari 2005 voor premieovereenkomsten. Ook is gerekend met de tarieven die nu gelden en de rentestand die op het pensioenoverzicht staat. Deze rente is een voorbeeldrente. Ook de tarieven kunnen in de loop van de tijd veranderen. Bij de daadwerkelijke aankoop van pensioen wordt uitgegaan van de tarieven en rentestand die op dat moment gelden. Het pensioen gaat in op de eerste dag van de maand dat iemand de pensioenleeftijd bereikt.
De leeftijd waarop het ouderdomspensioen feitelijk ingaat. Dit kan ook de leeftijd zijn waarop als gevolg van vervroeging of uitstel het ouderdomspensioen ingaat.
Het door de (gewezen) deelnemer totaal aan opgebouwd vermogen, aan te wenden voor pensioenaanspraken.
De arbeidsvoorwaardelijke afspraken tussen de werkgever(sorganisaties) en de werknemer(sorganisaties), samen ook wel aangeduid als sociale partners, welke betrekking hebben op pensioen. De pensioenovereenkomst kan het karakter hebben van een uitkeringsovereenkomst, een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst. Het begrip 'pensioenovereenkomst' heeft in de Pensioenwet het begrip 'pensioentoezegging' vervangen.
Het pensioenreglement is een samenstel van regels, waarin de pensioenregeling is beschreven. Het pensioenreglement is de juridische basis waaraan de betrokkenen hun aanspraken en uitkeringen ontlenen. Het pensioenreglement bevat de rechten en verplichtingen van de deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden. De Pensioenwet bevat bepalingen met betrekking tot de verplichte inhoud van het pensioenreglement.
De reguliere leeftijd waarop krachtens de pensioenregeling het ouderdomspensioen ingaat.
De leeftijd waarop krachtens de pensioenregeling het ouderdomspensioen ingaat. In de meeste pensioenregelingen wordt een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar gehanteerd.
Term waarmee in loonafhankelijke pensioenregelingen wordt aangegeven welke elementen in de totale beloning van een deelnemer meetellen bij het bepalen van de op te bouwen pensioenaanspraken.
Onder de Psw was een pensioentoezegging een toezegging van een werkgever aan een persoon die is verbonden aan zijn onderneming, om na het bereiken van de pensioen(ingangs)leeftijd door die werknemer, dan wel bij arbeidsongeschiktheid of bij overlijden van die deelnemer, een pensioen uit te keren. Dat pensioen kan worden uitgekeerd aan die werknemer zelf of aan diens nabestaanden. De Pensioenwet hanteert dit systeem ook, maar de terminologie is aangepast. De Pensioenwet spreekt van een pensioenovereenkomst. Hiermee is geprobeerd duidelijk te maken dat de afspraken die gemaakt worden op het gebied van pensioen een wederkerige overeenkomst is en geen eenzijdige verplichting van de werkgever.
Een op grond van de Pensioenwet toegelaten (bedrijfstak- of ondernemings)pensioenfonds of een (levens)verzekeraar die een zetel in Nederland heeft en die de pensioenovereenkomst voor de werkgever uitvoert.
Verdeling van het tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen in geval van scheiding, zoals bedoeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. De helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd wordt rechtstreeks aan de gewezen echtgenoot of geregistreerde partner uitbetaald, indien het formulier 'mededeling van scheiding in verband met verdeling van ouderdomspensioen' binnen twee jaar na de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de gemeentelijke basisadministratie is ingediend bij de pensioenuitvoerder.
Zie: pensioenbreuk (hierboven).
De pensioenvoorziening is een regeling voor het pensioen die tot stand komt in de werkgever-/werknemersfeer.
Wet ter vervanging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en de Regelen verzekeringsovereenkomsten Psw. De Pensioenwet is op 1 januari 2007 in werking getreden.
Periodieke betaling, die men aan de uitvoerder van een pensioenregeling is verschuldigd voor de financiering van een pensioenaanspraak. Indien de periodieke premiebetaling voortijdig wordt gestaakt, wordt die pensioenaanspraak verlaagd tot het zogeheten premievrije pensioen. Zie ook: premiesysteem (hieronder).
Op grond van de Pensioenwet is dit een van de drie toegelaten karakters van pensioenovereenkomsten. De premieovereenkomst is een overeenkomst inzake een vastgestelde premie waarbij uiterlijk op de pensioendatum het opgebouwde kapitaal wordt omgezet in een pensioenuitkering. Er zijn drie vormen premieovereenkomsten. Bij de zuivere premieovereenkomst wordt de inleg belegd tot aan de pensioendatum. Bij de tweede vorm van een premieovereenkomst wordt de premie aangewend voor de directe inkoop van kapitaal. Op de pensioendatum of de datum van beëindiging van het deelnemerschap wordt dit kapitaal aangewend voor pensioenuitkeringen. Bij de derde vorm van een premieovereenkomst wordt de premie aangewend voor de directe inkoop van pensioenuitkeringen. Zie ook: beschikbare premieregeling.
Lees verderEen systeem van financieren van een pensioenregeling waarbij, voor de veiligstelling van de aanspraken die betrekking hebben op toekomstige jaren van deelneming, telkens een premie wordt vastgesteld die in de toekomst gelijkblijvend wordt verondersteld. Voor de financiering van eventuele aanspraakverbeteringen die betrekking hebben op verstreken jaren van deelneming, worden bij een eindloonregeling eventueel afzonderlijk eenmalige koopsommen gestort.
Indien het deelnemerschap aan een pensioenregeling eindigt, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioenleeftijd, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen en partnerpensioen (mits op opbouwbasis). Bij beëindiging van het deelnemerschap behoudt de gewezen deelnemer de tot op dat moment op grond van het pensioenreglement (tijdsevenredig) opgebouwde en gefinancierde aanspraken indien sprake is van een uitkerings- of een kapitaalovereenkomst. De pensioenaanspraak dient volledig gefinancierd te zijn op het moment van beëindiging. Indien sprake is van een premieovereenkomst, wordt het op dat moment ontstane kapitaal, voortvloeiende uit de tot op dat moment beschikbaar gestelde premies belegd tot de pensioendatum, aangewend voor de aankoop van verzekerd kapitaal dat beschikbaar komt op de pensioendatum of wordt aangewend voor een verzekerde levenslange uitkering vanaf de pensioendatum, al dan niet in combinatie met een aanspraak op nabestaandenpensioen. De Pensioenwet verplicht niet tot het toekennen van een tijdsevenredige premievrije aanspraak op partnerpensioen. In de praktijk wordt veelal een tijdsevenredige aanspraak op partnerpensioen meegegeven, waarbij de reglementaire verhouding tussen het ouderdoms- en partnerpensioen wordt aangehouden.
Wanneer een deelnemer aan een pensioenregeling geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt, hoeft deze deelnemer in veel gevallen geen of een deel van de reglementaire pensioenpremie te betalen, terwijl de opbouw van het pensioen toch volledig wordt voortgezet.
Zie: premievrije (pensioen-)opbouw (hierboven).
Een pensioensoort bedoeld als vervanging voor een vut-regeling. Het betreft een tijdelijke uitkering welke uiterlijk eindigt op de 65-jarige leeftijd of zoveel eerder als het ouderdomspensioen ingaat. Op grond van de Wet aanpassing fiscale behandeling vut/prepensioen en introductie levensloopregeling (VPL) kan met ingang van 1 januari 2005 geen nieuwe prepensioenregeling met fiscale begunstiging worden ingevoerd. Met ingang van 1 januari 2006 dienen bestaande prepensioenregelingen te worden afgeschaft. Het voorgaande geldt niet voor degenen die voor 1 januari 2005 55 jaar of ouder waren. Verder zal op basis van het aanvullend overgangsrecht 2006 bij instandhouding van een prepensioenregeling, de werknemer niet worden geconfronteerd met de gevolgen van een onzuivere regeling (belaste aanspraak). Wel zal de werkgever worden geconfronteerd met een eindheffing van 52% over de bovenmatige prepensioenaanspraak.
Norm uit de Wet fiscale behandeling van pensioenen. De norm houdt in dat het totale ouderdomspensioen, inclusief de AOW, niet meer mag bedragen dan 100% van het pensioengevend loon. Het ouderdomspensioen mag bij wijze van uitzondering boven de 100%-norm uitstijgen, indien dit wordt veroorzaakt door waardeoverdracht, toeslagverlening op het pensioen, uitruil van partnerpensioen voor ouderdomspensioen en bij variatie in de hoogte van de uitkering binnen een bandbreedte van 100:75. Zie ook: hoog-/laag-constructie.
Lees verder© 2024 Get Smart|E-colofon|Leveringsvoorwaarden|Avg